Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En als zij [26]ingekomen waren, gingen zij op in de opperzaal, waar zij bleven, [namelijk] [27]Petrus en Jakobus, en Johannes en Andreas, Filippus en Thomas, Bartholomeus en Mattheus, Jakobus, [de zoon] van Alfeus, en Simon Zelotes, en [28]Judas, [de broeder] van Jakobus. 26. Namelijk niet alleen in de stad, maar ook in een huis, hetwelk sommigen menen geweest te zijn het huis van Maria, de moeder van Johannes Markus, waarvan men leest hfdst.12 vs.12. 27. Van deze apostelen zie Matth.10:2, enz. 28. Deze Judas werd alzo toegenaamd, om onderscheiden te worden van Judas Iskarioth den verrader; en alzo noemt hij zich ook zelf in zijn Zendbrief, vs.1; was anders toegenaamd Lebbeus; Matth.10:3.